Terug

Wat zit er in de Holsbeekse grond?

Wie heeft er al niet verwonderd toegekeken naar de vele kleuren van de grond in de uitgraving voor een kelder of in de sleuf voor een of andere leiding? Of zich afgevraagd hoe de steenlagen zijn ontstaan die in zoveel holle wegen te zien zijn? Uit vele dergelijke eenvoudige waarnemingen is het mogelijk de samenstelling van de grond op te maken en af te leiden wat het Hageland zoal heeft meegemaakt, vele miljoenen jaren geleden...

Onderin de heuvels zit geel zand: mooi te bekijken in de groevewand van de Hulsberg, maar opgepast voor eventuele instortingen. Het is zeer fijn, zuiver zand en als ge nauw kijkt ziet ge er fijne laagjes in. Wie goede ogen heeft of een vergrootglas kan zien hoe wit de meeste zandkorreltjes zijn; ze bestaan uit kwarts, een zeer hard mineraal. Identiek hetzelfde zand was vroeger te zien in de groeven achter de huizen van de Nobelberg. Het komt voor op de hoogte van de baan tot in Dutsel en aan de overkant van de vallei in Vlasselaar. Wie in Nieuwrode-dorp een waterput boort, vindt hetzelfde zand een tiental meter diep. Het zand wordt hier wel eens papzand genoemd, wat erop wijst dat het voor huidig metselwerk met cement niet bijzonder geschikt is. Vroeger toen er mortel werd gemaakt met gebluste kalk kon het beter gebruikt worden. En als plafonneerzand is het zelfs erg geschikt.

Die laag zavel is zowat twintig meter dik en over tientallen kilometers te volgen. Hier en daar zijn er zeeschelpjes in gevonden zodat men met zekerheid weet dat het zeezand is. Daardoor heeft men ook kunnen besluiten dat dit bijna 40 miljoen jaren geleden is afgezet. Het vlakke strand van een brede Noordzee-bocht reikte toen vanuit het noorden tot in Midden-België. Dit Tongers zand, het heeft ook een naam gekregen, is een typisch voorbeeld van de tientallen keren dat de zee over en weer het land bedekte. Als de zee dieper was werd er klei afgezet en daardoor wisselen in de ondergrond ettelijke lagen klei en zand af. Als men grondwater wil bereiken moet men zo een zandlaag aanboren.

Op die laag Tongers zand ligt een heel andere grond, mooi te zien in de uitgraving voor het gemeentehuis. Het zijn groene, sterk verroeste, zeer kleverige zanden, die zware ondoorlatende grond geven. Wie goede ogen heeft of een vergrootglas kan zien dat dit zand bestaat uit een mengeling van witte en donkergroene korrels. De witte korrels zijn kwarts, het harde mineraal waaruit de meeste zanden bestaan; het witte zand van Mol bestaat zo uit zuiver kwarts. De groene korrels zijn glauconiet (van het griekse glaukos=groen), een sterk ijzerhoudend mineraal dat alleen in de zee wordt gevormd. Het zand is dus ook een zeezand. Dat wordt verder bewezen door het voorkomen, alhoewel zeer zeldzaam, van afdrukken van zeeschelpen, fossielen dus. Het zand is soms helemaal doorwoeld door graafgangen van diertjes waarvan men weet dat ze alleen op de bodem van de zee leven, ook nu nog in de Noordzee.

Als we de berg intrekken zien we langs de holle wegen roestbruine harde lagen zitten en in de velden worden dikwijls bruine ijzerstenen boven geploegd. De eerste geologen, bijna tweehonderd jaar geleden waren zo getroffen door die grond van het Hageland dat ze die het Ijzerzand van Diest noemden. De Zanden van Diest werden afgezet in de laatste zee die het Hageland heeft overspoeld, zowat zes miljoen jaar geleden!

Het contact tussen het groene IJzerzand van Diest en het Tongers zand is scherp afgelijnd en mooi te zien in de Hulsberg. Het wordt gevormd door een laag zeer merkwaardige keien. Het zijn donker blauwe, glad gepolijste en volmaakt afgeronde platte vuursteenkeien. Vuursteen is zeer hard, harder dan ijzer, zodat ge er gensters kunt mee slaan. Het werd daarom vroeger gebruikt in de tondeldozen en de eerste vuurwapens. Men weet dat het afkomstig moet zijn uit krijtrotsen langs die vroegere zeeën, misschien in Artesië. Vandaar werden die keitjes dan door de golven zeer traag langs het strand verplaatst. Door het strandzand, dat nog iets harder is, werden ze daarbij plat geschuurd en gepolijst. Men kan zich inbeelden hoe lang dat moet geduurd hebben. Maar we hebben toch miljoenen jaren tijd! Wilfried Nijs vertelde dat de bengels vroeger de plaatsen kenden waar ze die keien konden vinden, want ze waren de ideale projectielen voor de eigen gemaakte katapulten.

De top van die Zanden van Diest neemt de vorm aan van zeer bijzondere heuvels, allemaal evenwijdig van zuidwesten naar noordoosten, soms kilometers lang zoals de prachtige Benninksberg-Kratenberg die het panorama van de gemeente in het noorden afsluit. Het is wonderlijk hoe hun patroon volledig identiek is aan de Vlaamse Zandbanken die voor onze huidige kust zo'n problemen stellen aan de scheepvaart.

Soms kan men de interne opbouw van een heuvel bekijken zoals bij de afgraving van de Hulsberg of onlangs van de Bennenberg te Nieuwrode. Het glauconietzand ligt in horizontale lagen die gemiddeld rond de meter dik zijn. Maar iedere laag bestaat uit schuine laagjes die allemaal naar dezelfde kant hellen, naar het noordoosten gelijk de heuvels. Men heeft gevonden dat dergelijke laagjes zich vormen doordat het zand zich op de zeebodem door de stroming als kleine duintjes voortbeweegt. De stroming wordt veroorzaakt door het op en neer gaan van het tij; dus hoe groter tijverschil des te sterker stroming. De sterkste stroming was dus naar het noordoosten en in die richting verplaatsten zich de zandduintjes en vormden zich de zandbanken. Dergelijke zandduintjes kenmerken nu de Vlaamse Banken voor onze kust en schrijden inderdaad vooruit door de zeer sterke getijdestromingen die er heersen.

Gewoonlijk, zoals bij het Tongers zand, is de basis van een geologische laag erg regelmatig, maar ook hier gedraagt zich het IJzerzand van Diest zeer speciaal. Het vult een tot 80 m diep geulsysteem op dat zich uitstrekt tussen Ramsel en Pellenberg en te vervolgen is over Diest, Tessenderloo en Kwaadmechelen. In die geul werden de lagen weggeslagen die normaal op het Tongers zand liggen. Zo de dikke laag klei van Boom waarmee de Boomse bakstenen worden gebakken en die tot in Ramsel voorkomt; dan weg is onder de ijzerheuvels van het Hageland en terug verschijnt vanaf Lubbeek.

Dit hele systeem is zo mooi gedokumenteerd in het Hageland dat honderden geologen uit de hele wereld hier reeds op bezoek zijn geweest. Dia's van hier worden gebruikt in cursussen aan verre universiteiten. De groeven van de Hulsberg, de Nobelberg, de Bennenberg zijn nu verlaten en daardoor vervallen. Er is aan gedacht om de groevewand van de Bennenberg in Nieuwrode aan te duiden als typelocaliteit van de Zanden van Diest, maar dit is alleen maar zinvol als door een heel kleinschalige ontginning de wondere structuren in het zand permanent zichtbaar zouden blijven.

Door de aanwezigheid van het glauconiet kan het zand niet in de bouw gebruikt worden maar is wel geschikt voor opvullingen. Glauconiet is echter zeer ijzerrijk en mettertijd verweert het tot roest. Dit ijzerroest concentreert zich in het zand in dunne, zwarte harde laagjes ijzererts. Het gewicht verraadt dat ze ijzerrijk zijn, tot 4O%. Iedereen heeft al wel gemerkt hoe die laagjes op de bergen bloot komen liggen als het zand wegspoelt. Het is dan ook begrijpelijk dat tijdens de IJzertijd, de duizend jaar voor Christus, hier en daar gepoogd werd ijzer te smelten. Op enkele plaatsen werden ijzerslakken gevonden. Maar wel veel minder dan de rijkdom aan ijzer zou doen verwachten. Dit zal wel te wijten zijn aan het hoge kiezelgehalte van het erts dat het smelten bijzonder bemoeilijkt. In het begin van deze eeuw is er wel een poging geweest van industriële ontginning op de Middenberg-IJzerenberg te Wezemaal-Gelrode. De laadvloer van een spoorvertakking is er nog te zien en zou best als industrieel archeologisch patrimonium geklasseerd worden.

In oude hoeven kan men nog stukken muur vinden of fundamenten die met dergelijke schollen werden gemetst. Het ligt voor de hand dat toen de lemen hutten vervangen werden door een stenen muur daar eerst de ijzerschollen voor werden verzameld die in de velden op den berg werden bovengeploegd. Hetzelfde is gebeurd voor het stapelen van de muur op de Wijngaardberg te Wezemaal. Later werden grotere brokken ijzerzandsteen gebruikt zoals men in de holle wegen zag zitten. En waarschijnlijk zijn sommige wegen verbreed door het wegnemen van ijzersteen. Het was dan maar een stap om de beste steenbanken te volgen in de grond en dus in kleine groeven uit te baten. Die beste banken bevatten geen harde ertslaagjes en konden gezaagd worden in rechte blokken waarmee dan perfect kon gemetst worden. In het eeuwenoude kerkje van Cortelleke kunnen vanaf het onderste deel van den toren al deze stappen in de eeuwenlange opstanding van onze gemeentenaren worden gevolgd. Zo zien we ook dat de restauratie van de bovenste lagen van de toren met vreemde steen moest gebeuren omdat in het Hageland geen groeven meer in ontginning zijn. Laten we hopen dat mettertijd de restauratie van de prachtige kerkhofmuurtjes van Cortelleke en Rode in streekeigen ijzersteen kan gebeuren door het openen van een gemeentegroeve. Kijk eens beneden in de St.Job-weg hoe nog maar pas de kant van de weg werd afgezet door traditioneel gestapelde ijzersteenblokken.

De samenstelling van de grond wordt op een geologische kaart weergegeven. Vermelden we dat het Bestuur Natuurlijke Rijkdommen van de Vlaamse Gemeenschap beslist heeft de 100 jaar oude Geologische Kaart te moderniseren. Het eerste kaartblad is zopas van de pers gerold. Het betreft onze regio, kaartblad Aarschot, opgemaakt door de Afdeling Historische Geologie van de K.U.Leuven.
Frans Gullentops
Terug