Terug

Het leven der Heilige Wivina.

De H. Wivina stamt af van het edel geslacht van Oisy, een der doorluchtigste van Vlaanderen voor de verdeling van Artois onder de regeering van Phillipus Augustus. Hare ouders, machtig volgens de wereld, maar ook rijk in deugden, droegen het kind bij zijne geboorte den Heer op, en namen eene bijzondere zorg om hetzelfde de vreeze Gods in te planten.

Reeds van hare kinderjaren af schitterde Wivina door het uitoefenen aller deugden.

Nauwelijks vijftien jaren oud, kende zij reeds de gevaren van de bedorven wereld. Hare wonderbare schoonheid, gepaard met de andere gaven der natuur en der fortuin, trokken aller oogen op haar. Bevreesd en in zich zelve dien inwendigen strijd gewaarwordende, dien de Apostel Paulus de wet der zonde noemt, wapende zij zich tegen het wederspannig vleesch met vasten en waken en droeg ruwe boetkleederen.

Een jonkheer uit de streek, Richwald, liet zich vervoeren door eene onmatige liefde tot Wivina; doch haar besluit stond vast; zij zou genen anderen bruidegom hebben dan Jezus-Christus. Luisterende naar de ingevingen van den H. Geest, verlaat zij op drij en twintigjarigen ouderdom met hare godvruchtige en getrouwe dienstmaagd Enteware, het vaderlijk huis en vestigt zich in eene afgezonderde plaats nabij eene fontein, wier wateren sedert tegen alle soorten van ziekten zeer behulpzaam zijn. Die plaats draagt nog heden den naam van Grooten-Bijgaerden. Zij timmerde zich daar eene kleine kluis van boomtakken en bracht er drij jaren over in eene aanhoudende oefening van gebed en boetvaardigheid.

Een zoo zuiver en heilig leven verwekte weldra de bewondering in gansch den omtrek, ook kwam men in in menigte hare zalige vermaningen aanhooren en zich in hare gebeden aanbevelen, en niemand ging ongetroost henen. De bloote grond diende haar tot legerstede, de kruiden en wortels der bosschen tot voedsel en drank, en ondanks die uiterste armoede lag in hare woorden en houding iets zoo grootsch en zoo aantrekkelijks dat vele jonge dochters hare levenswijze wilden omhelzen.

Godefridus, Hertog van Brabant, daartoe gevraagd, stond aan Wivina niet alleenlijk den noodigen grond toe, maar bouwde zelf het klooster, waarin zij met al hare geestelijke dochters den regel van den H Benedictus aannam. Bijgestaan door den abt van Afflighem, bestuurde zij hare kloostergemeente gedurende 34 jaren, tot dat zij uitgeput van krachten en ondermijnd door eene langdurige koorts, met de innigste gevoelens eener diepe godvruchtheid de laatste H. Sacramenten ontving en dit sterfelijk leven verwisselde met de gelukkige eeuwigheid, den 17 December 1179, in den ouderdom van 70 jaren. God heeft zijne dienstmagd bij haren dood door talrijke mirakelen verheerlijkt; groot, menigvuldig en wonderbaar zijn nog heden de gunsten en genaden van God bekomen door de voorspraak en aanroeping der H. Wivina.


Bron.

Begankenis tot de H. Maagd Wivina (16 juni 1894)
Terug