Terug

Hof ter Winge.

Na het succes van de opendeurdag ter gelegenheid van "Holsbeek Binnenste Buiten" (400 bezoekers) in 1992, werd met het gemeentebestuur afgesproken om op 12 september 1993 een tweede kijk- en proefdag in te richten aan het Hof en aan het bakhuis. Een derde keer werd het Hof ter Winge opengesteld voor het grote publiek: de opkomst bij de Open Monumentendag van 10 september 2000 onder het thema "Monument en tijd" werd een even groot succes…

De hoeve.

Het is een exemplaar van een grote lemen boerenwoning uit 1681, mogelijk door een klooster of een grootgrondbezitter voor haar pachter opgetrokken. Zo kan u zich de woningen voorstellen die de zo talrijke grote boerderijen van de 18-de eeuw (in bak- en natuursteen herbouwd) voorafgingen.

Het "Hof ter Winge" werd midden 1978 aan de lijst van de te beschermen monumenten toegevoegd. Daar bleef het bij...

Vroeger en nu.

De hoeve werd gebouwd langsheen de oever van de Winge nabij de grens van Wezemaal en Holsbeek, langs een aardeweg en ver van beide dorpscentra. Het is een tamelijk grote woning, lange tijd slechts gekend door enkele schilders en "specialisten". Het was een boerderij, ooit omringd door 30 ha grond. In een ongeschonden, landelijke omgeving van weiden, populierenbossen en vijvers, richt zich het hoge en lange pannendak van het hoofdgebouw op (24,5 m lang - 9 m breed - 10 m hoog aan de nok).

Op de kaart van Ferraris (1775) was de boerderij langs drie zijden omgeven door het groot "Vrouwenperckbosch" en met een voetpad doorheen dit bos verbonden met de abdij Vrouwenpark (het huidige Montfortcollege te Rotselaar). Een lange bomendreef ging vanuit de hoeve in noordoostelijke richting. Er was nooit sprake van een omwalling.

De lange westergevel, langsheen de openbare weg, is in baksteen heropgebouwd (19de eeuw). Hij is stemmig witgekalkt en met groene luiken bezet. De hoge lemen zuidergevel werd in 1910 in baksteen vernieuwd en niet meer gewit, behalve de halve meter plint in ijzerzandsteen ter hoogte van de kelders. De binnenstructuur laat vermoeden dat de woning ooit even laag was als de schuur.

Een interessante gevel is wel de oostgevel: een hoge lemen muur van een viertal meter, doorbroken met een deur en twee dubbele vensters, ver van elkaar verwijderd. De helft van het dak was rond 1940 nog met stro bedekt. Er zijn geen dakvensters of zolderramen.

Het "Hof ter Winge" is een voorbeeld van een tamelijk ontwikkeld bouwtype met talrijke vertrekken en waarvan de binnenstructuur zeer gaaf bleef. Het "Hof ter Winge" werd gebouwd in een zeer beroerde periode van oorlogen en ellende in de tweede helft van de 16de eeuw (godsdienstoorlogen) en in de tweede helft van de 17de eeuw (successieoorlogen). Naast het opschrift "Hof ter Winge - ANNO 1681' langs weerzijden van een kruisteken geplaatst! Het was jaren lang door leem en kalk overdekt en aan het gezicht onttrokken. Het werd herontdekt en zuiver gemaakt.

Het interieur.

Het interieur is zeer goed bewaard gebleven. Naast rode en zwarte tegelvloeren, vinden we witgekalkte lemen muurvlakken tussen forse gewitte palen gevat, en ongewelfde eiken balken en plafonds.

In de twee woonkamers prijken monumentale open haarden, rug aan rug opgemetseld in het midden van het huis (de meest voorkomende formule). Zij vertonen kwartronde consoles en geprofileerde pilasters in natuursteen, van het laat-gotisch model uit de 17de eeuw, zoals we die ook vinden in de pastorie van Sint-Pieters-Rode (1691), het Kasteel van Horst (1655), de begijnhofhuizen van Aarschot en Leuven, de afspanning van Gempe te Sint-Joris-Winge, enzovoort...

Via de voordeur in de oostgevel komt men in de keuken (de dagelijkse leefruimte), vlak voor de open haard. Zeer typisch waren de veelvuldige deuren die de keuken in verbinding stelden met de voorraadkeldertjes (halfverzonken wegens het hoog grondwaterpeil), de opkamertjes (korte trapladder), de achterkeuken en de woonkamer of "beste kamer"! De muur met deur die vroeger de zoldertrap verborg, is verdwenen. Idem wat betreft de toegang tot de opkamers (nu tot één ruimte herleid). De schoorsteenmantel steunt op een balk die onbehendig op de hoeken uitsteekt. De kap is schuin opgemetst aan weerskanten. Gewoonlijk steekt de kap niet uit en staat ze vertikaal.

Het huidige salon was de "beste kamer" waar de ouders sliepen en alleen de familie mocht komen. Hier is deze kamer, tegen de gewoonte in, groter dan de keuken. Ze is in het midden overbrugd door een forse, onversierde moederbalk met schuine hoeksteunen. Eén daarvan verdeelt het venster in twee helften, wat een verrassende, maar vroeger toch een gewone schikking was! Opvallend zijn de twee monumentale schuine muurkasten langs weerzijden van de schouw. Zij schijnen even oud als het huis te zijn. Het is eigenaardig hoe men vanuit de keuken langs de rechterkast in de kamer moest komen.

Er zijn nog enkele zeer oude binnendeuren zonder panelen bewaard gebleven, met brede, vertikale planken. Terwijl de twee grote vertrekken eik 3 meter hoog zijn (hetgeen minstens een halve meter hoger is dan gewoonlijk in de lemen huizen het geval was), zijn de achterkamers amper 2,2 meter hoog en hebben ze een minder verzorgde zoldering (ruwe kinderbalken). Boven twee ondiepe keldertjes bevonden zich twee slaapkamertjes [opkamer(s)], waarvan de zoldering een halve meter hoger steekt dan in de keuken, zodat op de zolder drie niveaus van vloeren bestaan. De stal werd mee in de woonkamer verwerkt. Hij doet nu dienst als eetkamer.

Er zijn drie zolders. Een grote zolderruimte boven de keuken en de "beste kamer", een kleine boven de vroegere stal en een lange zolder boven de achterkamers aan de straatzijde. Van deze drie ruimten onder het dakgebinte zijn er twee permanent als slaapkamer ingericht.

De dakstoelen hebben een abnormaal voorkomen. Aan de normale symmetrische dakstoel, ter hoogte van de keuken en de beste kamer, werd een merkelijke verbreding en verhoging aangebracht langs de straatzijde bij middel van Sint-Andrieskruisen. Aldus werd heel het gebouw onder een symmetrisch dak gebracht, merkelijk hoger dan de oorspronkelijke constructie, die lager over de achterkamers verlengd was zoals gewoonlijk in de lemen huizen.
Dezelfde wijziging valt eveneens te bespeuren boven de stal. Er is een lemen scheidingsmuur tussen de zolders en de schuur. Vóór de woning werd een vijver gegraven. Waarschijnlijk werd een kleine, bestaande poel merkelijk vergroot.

Hout- en leembouw in de 17de eeuw in het Hageland.

In Brabant, Limburg en Vlaanderen (minder de omgeving van steengroeven), is de hout- en leembouw overheersend geweest in de privé-bouwkunst, tot diep in de 17de eeuw in de steden en tot diep in de 18de eeuw op het platteland. Naast de stenen huizen van de meer bemiddelde bouwers, bleef deze bouwwijze dus meer dan een eeuw langer in gebruik bij de minder gegoeden. In de Kempen en Noord-Hageland zijn nog huizen in leem gebouwd (zij- en achtergevels) tot in het begin van deze eeuw. Tot na de tweede wereldoorlog zijn er op de buiten tamelijk veel lemen huizen bewaard gebleven. Van toen af zijn ze één voor één gaan verdwijnen. Het is dus hoog tijd dat de laatste exemplaren eens met bijzondere zorg gaan bekeken worden, want juist deze woningen geven ons het beste beeld van de wooninrichting der landbouwers uit de 17de eeuw en vroeger. De vormgeving die wij in de oude boerenhuizen tot in de 19de eeuw terugvinden, is eerst ontstaan op het einde van de middeleeuwen. De woonkamer was afgescheiden van de stal door een binnenmuur en voorzien van een zoldering en van een schoorsteenmantel.

De bedkasten evolueerden tot kleine slaapkamers, rondom de woonkamer geschaard. Daarbij kwam nog een halfverheven kelderkamer (kamer boven de kelder) en een achterkeuken. In grote huizen was er een "beste kamer" naast de keuken, eveneens met een open haard en o.a. bestemd als slaapkamer voor de ouders.

Wij kunnen dus best in de laatste lemen huizen de traditionele levenswijze van de plattelandsbevolking nagaan gedurende de vijf laatste eeuwen. Enkele tientallen exemplaren van deze lemen huizen staan te Bokrijk heropgericht.

De Muntschat van het Hof ter Winge.

Bij de werken voor behoud en herstel van de "beste kamer" op het gelijkvloers werden, onder de vloer links van de haard vijf Spaanse gouden munten gevonden. Het zijn alle stukken van 4 escudo's. De eerste vier stukken zijn van Philips II, het vijfde stuk is van Karel II met datum 1683.

Gezien de perfecte staat van bewaring, is de schat waarschijnlijk kort na 1683 en zeker vóór 1711 (het einde van de Spaanse overheersing in de Nederlanden) verborgen geworden. Uit de homogeniteit van dit ensemble kan men afleiden dat het verzamelen en verbergen van de schat gepland was.

Het "HOF TER WINGE", de lemen woonst van Fille Marrant. één der oudste inwoners van Holsbeek.

(bron: krantenartikel van donderdag 9 december 1971)

Langs een slingerend grindpad, de voortzetting van de Bergestraat, bereiken we de Wingewijk te Holsbeek, vlak bij de grens met Wezemaal. In een prachtige en ongeschonden omgeving liggen hier enkele huisjes samen rond de Winge. Juist over het beekbrugje is er een schilderachtige hoeve van het langgeveltype, het Hof ter Winge. De hoeve schijnt in zeer goede staat bewaard. We wandelen het erf op, terwijl een hond onze komst aankondigt. Boven de deur merken we, in een versiering van het slaghout, een kruis met daaronder de datering 1681.
Blijkbaar is er niemand thuis. We wandelen dan maar het bospad op dat naar Wezemaal leidt tot bij een oud gebouwtje in kapelvorm, maar dat in feite een bakhuis blijkt te zijn. Daar het Hof ter Winge vroeger bedekt was met een strodak was het bij politiereglement verboden het bakhuis vlakbij het woonhuis te bouwen!

Fille komt vanuit het bos naar ons toe gefietst. Joviaal groetend stopt hij en omdat hij onze nieuwsgierigheid kent, vertelt hij hoe dit gebouwtje tijdens de Franse bezetting dienst heeft gedaan als clandestiene kapel en hoe menig Holsbeekse boreling er boven de doopvont werd gehouden. "in de schuur", vertelt Fille en hij wijst naar het huis deed men de plechtige communie, daarvoor was het bakhuis te klein"! We volgen Fille naar zijn woonst. "Ge hebt geluk dat ge me thuis treft. Zoals de Oude Belgen eet ik nog altijd om vier uur en anders kom ik niet veel uit het bos... Een heerlijk leven, gezondheid zonder pillen. Vanaf mijn prilste jeugd loop ik in het bos rond. Mijn vader was eveneens boswachter en ik heb hem dikwijls op zijn tochten vergezeld. Zo heb ik de drang naar die rust en kalmte te pakken gekregen." Met een zekere binnenpret verhaalt Fille Marrant ons zijn eerste strooptocht! "Als 13-jarige knaap mocht ik vader vergezellen op zijn strooptochten. Hij had een lichtbak vervaardigd en ik moest mee om het licht te dragen. Die lichtbak was wel primitief: een petroleumlamp met een vergrootglas voor. Het was wel erg doeltreffend, want onze buit was groot. Ikzelf stroop niet en ik ben nochtans al van in 1913 boswachter hier... En ik heb nog nooit een mens voor de "juge" geroepen...".

Binnen maken we kennis met een stemmig interieur, een oude, grote schouw boven de open haard, waarin grote ketels werden opgehangen. Op de kast troont de foto van zijn vrouw en een aandenken aan de kinderen. Fille Marrant woont alleen in zijn oude hoeve. Zijn vrouw is 10 jaar geleden overleden. Acht kinderen hebben ze samen grootgebracht en twee jongens verongelukten op zeven maanden tijd. Naast de foto van zijn vrouw staat die van zijn vroegere baas en vriend Jules Claes. "Dat was een brave mens", zegt Fille. "Vanaf 1913 heb ik bij hem gewerkt en 22 jaar lang was ik zijn duivenverzorger"! Met heimwee denkt hij terug aan de vele uren die Jules Ciaes op het Hof ter Winge doorbracht. Fille stopt zijn pijp en neemt plaats in één van de zetels. "Die zetels gebruik ik niet dikwijls", vertelt hij. "Alleen als er iemand op bezoek komt, want anders heb ik geen tijd om daarin te zitten. Maar elke dag lees ik mijn krant en kijk ik naar het nieuws op de TV. Dat wil ik weten. Voor de rest ben ik om half vijf al uit de veren en om 10 uur erin!"

Het Hof ter Winge wordt druk bezocht. Van alle uithoeken van het land komen geschiedkundigen en liefhebbers van heemkunde deze mooie langgevelhoeve bezichtigen. Zo vertelt Fille dat prof. Lemaire ooit op bezoek was en zocht naar data in het lange zadeldak. Hij wipte daarbij van de ene balk op de andere als een circusartiest. "Dezelfde professor vertelde me dat het huis gezet is geweest door de Spanjaarden, maar dat het jaartal onvindbaar was.".

Al deze dingen zijn voor Fille maar bijzaak. Voor hem komt de grote aantrekkingskracht uit het bos, waar de fazanten op hem wachten. Fille is 87 jaar (in 1971) en denkt er nog niet aan om uit zijn vertrouwde woonst weg te gaan. Bij Fille is er geen sprake van verhuizen. Jules Claes zei hem ooit: "Ge moogt hier niet weggaan, of ze moeten u wegdragen! ".

Het bakhuis van het Hof ter Winge.

Een eindje van de woning weg staat een sierlijk, bakstenen bakhuis (18de eeuw). Het heeft de silhouet van een kapel. Het gebouw heeft er zelfs voor gediend (tijdens de woelige jaren van de Franse Periode). Dit bakhuis wordt nu nog gebruikt. Aanvankelijk werd flessengas gebruikt voor de verwarming van het interieur. Nu gebeurt dat met een houtkachel! In een nis, boven de ingangsdeur met korfboog, bemerkt men een gipsen Sint-Hubertusbeeld. Vandaag de dag is de hertenkop, die aan de voet van het beeld was aangebracht, afgebroken en verdwenen.

Sint-Hubertus.

Sint-Hubertus [bisschop en heilige] werd volgens de legende geboren in Aquitanië (665) en is gestorven te Luik (727). Hij vertoefde als hoveling aan het hof van Pepijn van Herstal, waar hij zich bekeerd zou hebben. In zijn jeugd was Hubertus een verwoed jager. Hij zou toen een ontmoeting hebben gehad met een hert dat een kruis tussen het gewei droeg. Als bisschop van Tongeren-Maastricht verplaatste hij de zetel naar Luik. Het stoffelijk overschot van Sint-Hubertus werd eerst bijgezet inde basiliek van de Apostelen te Luik, maar in 825 werd zijn gebeente overgebracht naar Andain, nu St. -Hubert in de Ardennen.
Sint -Hubertus, schutspatroon van de jagers, wordt vooral aanroepen tegen hondsdolheid en razernij. Bekend in dit verband was de zogenaamde Sint-Hubertussleutel, een ijzeren hoorntje waarmee men de dieren op de kop brandde onder het uitspreken van een gebed. Verder bestaat ook nog het gebruik om op zijn feestdag, 3 november, brood te laten wijden dat niet alleen door de mensen wordt gegeten, maar dat ook dankzij de dieren wordt voortgezet (voortgebracht).

Wezemaalse Bakkersgezellen bakken wekelijks in het "Hof ter Winge" te Holsbeek.

Bij de restauratie van het Hof ter Winge te Holsbeek, besloten eigenaar Frans Claes en zijn vriend restaurateur Maurice Adams, om het bakhuis, dat op 100 meter van de hoeve ligt, eveneens te restaureren. Het bakhuis (3 op 4 meter met hoog zadeldak), was nog in tamelijke staat, doch de bakoven diende opnieuw te worden opgebouwd met o.a. zelfgestampte leem.

Frans en Maurice begonnen in 1974 met het bakken van brood, geholpen door bakker Fons Nijs uit Leuven. In het vooruitzicht van de eerste Breugelfeesten in 1976, trommelde Maurice zijn Wezemaalse chirovrienden op en het is deze vriendenkring die sinds toen elke donderdagavond bakt volgens een vast ritueel. Alle bakproducten worden iedere week van huis meegebracht, zoals tarwebloem, "korenmeel", gist, melk, een weinig zout, boter en vetten, en soms zelfs krenten of suiker. Na het afwegen, kan het kneden beginnen in de houten "moule". De deegmassa rijst dan twintig minuten in een houten kast, waarna het deeg in de met vet ingesmeerde bakvormen wordt gelegd (± 1 kg) om nog wat te rijzen. Met de ovenpaal worden de bakvormen in de hete oven gelegd en na 45 minuten is het brood klaar. De oven dient gedurende één uur te worden gestookt met 4 "etsels" (sprokkelhout). Alvorens de broden de oven ingaan, wordt het teveel aan as en restjes hout uit de oven gehaald en gebruikt voor het klaarmaken van lekkere hapjes, zoals pensen of geroosterd vlees (barbecue). Tijdens het wachten leggen de bakkers een kaartje...

Volgende gulden regels worden door de bakkers steeds gerespecteerd:
- Er wordt alleen maar wijn gedronken.
- Bezoekers zijn welkom mits het meebrengen van een fles wijn. Is het een wijn die ze voor het eerst proeven, dan wordt deze fles bijgezet bij de verzameling flessen (± 200) op de houten balken. Typisch is dat iedereen zijn eigen taak heeft. Maurice is voorzitter en wijnproever. Roger Tuerlinckx is eerste stoker en hulpkneder. Clem(ent) Wijnants is tijdopnemer en tweede klusjesman. André Bollen is eerste klusjesman. Piet Joachum is eerste kneder. Dries Wolput, de laatste aanwinst, is tweede stoker en Frans Claes is ere-voorzitter van de Bakkersgezellen.

De 30 broden worden wekelijks verdeeld over hun families. leder jaar bakken ze ook nog 200 broden voor de Breugelfeesten van de Chiro van Wezemaal. Terug