Terug

Het Hooghuis en zijn bewoners.

Naast het kerkgebouw en de bijhorende pastorie telt Nieuwrode, in tegenstelling tot de andere deelgemeenten van Holsbeek, weinig historisch waardevolle gebouwen. Uitzondering hierop maakt evenwel het Hooghuis op de Nieuwrodense Biest. Volgens de geschiedkundige Frans Scheys bestond het gebouw reeds in het begin van de 14e eeuw en zou de heer van Linden er verbleven hebben. Rond die tijd begonnen de familienamen een vaste vorm te krijgen. In navolging van de adel namen vele vooraanstaanden als familienaam de plaats aan van waar zij woonden. Zo ontstond in Nieuwrode de naam Van den Hoghenhuese; de naam werd zelfs vertaald in het Latijn: de alta domo. Een Joannes de alta domo, priester uit Wezemaal treedt op als getuige in een document uit 1317. In een charter uit de 14e eeuw komen 'Heinrix kindre van de hoghen hues, Ide en Machteld' voor.

Het Hooghuis is een typisch oud herenhuis in de traditionele stijl van de zeventiende eeuw. Op een tiendenkaart uit de typografie-atlas van de abdij van Park, daterend uit 1655, merkt men dat het een versterkte vesting was, met grachten omgeven. Rond het gebouw bevonden zich talrijke vijvers en een laan die vandaar vertrok in de richting van het dorpscentrum. Op de kaart van Ferraris (1775) staat het Hooghuis duidelijk afgebeeld met park en grachtwallen. Op de kaart van Van der Maelen (1850) is het gebouw eveneens aangegeven en staat de locatie "Hoog Huys" vermeld. Naast het 'hoog huis' werd in de 19e eeuw een lagere boerderij bestaande uit twee vleugels gebouwd. Voor enkele jaren werd het woonhuis ingrijpend verbouwd en ingericht naar de normen van deze tijd. In het tweede gebouw vinden we de resten van een vroegere boerderij-uitbating met o.a. een bakoven. Naast het ingangshek werd een overwelfde kapel ingebouwd die afgesloten is met een ijzeren hek. Deze kapel is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van VII Weeën. De vroegere processie van kermiszondag had aan deze kapel een oponthoud voor een kort gebedsstonde.

In de tweede helft van de 18e eeuw was het Hooghuis in het bezit van de familie Van den Schrieck uit Leuven. Deze familie had het goed in gebruik als buitenverblijf (= Speelgoed). In 1799 (= thiende jaer der franse Republiek den Dry en twintigste floréal) wordt het openbaar verkocht. Het huis omvat kelders, verscheidene woonkamers, schuur en stallingen. De gronden hebben een oppervlakte van 4 ha 39 a en bestaan uit boomgaard, land, 4 vijvers, een reservoir en een wandeldreef. Franciscus Boels, een molenaar uit Leuven, koopt het goed voor vijfduizend en vijfhonderd gulden. De familie Boels verkoopt in 1861 het Hooghuis aan Louis Jacobs voor de prijs van 3600 francs. In de verkoopacte wordt het omschreven als "een speelgoed met koetshuis, stalling, lusthof, vijvers en dreef".

Louis Jacobs werd in 1827 geboren in Rillaar en kwam na zijn huwelijk met Maria Octavia Pauwels uit Houwaart in Nieuwrode wonen. Op dat ogenblik was hij al gemeentesecretaris van Houwaart, Kortrijk-Dutsel, Nieuwrode en Sint-Pieters-Rode. Naast zijn werk als secretaris was Louis ook nauw betrokken bij het dorpsleven. Toen in 1895 de Nieuwrodense Boerengilde werd opgericht was hij er de eerste voorzitter van. Hij heeft ook aan de wieg gestaan van de fanfare 'De Veldbazuin'. Deze maatschappij werd gesticht op 15 januari 1906; Louis Jacobs was er de eerste ere-voorzitter van. Hij overlijdt nog hetzelfde jaar op 13 december 1806. Het gezin Jacobs-Pauwels telde vijf kinderen:

Sylvain Jacobs werd geboren op 28 juni 1861. Zoals in meerdere christelijke gezinnen toen nog de gewoonte was trok hij als oudste van het gezin naar het seminarie en werd priester gewijd in Mechelen op 30 mei 1885. Dat zelfde jaar wordt hij aangesteld als leraar aan het College in Geel. Deze functie blijft hij twee jaar uitoefenen waarna hij in 1887 onderpastoor wordt in Weelde. In 1896 wordt hij in dit dorp aangesteld tot pastoor en hij blijft deze functie uitoefenen tot 1926. Bij zijn pensionering en vertrek uit Weelde schrijft de plaatselijke onderpastoor: …"en 't mag hier nogmaals gezegd: veel, ontzaglijk veel heeft pastoor Jacobs voor Weelde gedaan. Groot is zijn invloed geweest gedurende zijn lang verblijf in Weelde. Hij was een heilig priester, een ijverige pastoor, een wijze raadgever, een schrander diplomaat. Zijn invloed en zijn wijs beleid waren bij machte geweest Weelde lange tijd als één geheel te bewaren." Zijn heengaan werd dan ook erg betreurd. Na zijn pensionering trekt hij in bij zijn zuster Odilia in Sint-Pieters-Rode. Hij overlijdt er op 26 december 1947. Zijn grafkelder bevindt zich tegen de muur van de Sint-Pieterskerk.

Celina Jacobs werd geboren op 30 september 1863. Eveneens naar goede christelijke gewoonte trad zij als oudste dochter binnen in het klooster van de zusters Ursulinen in Onze-Lieve-Vrouw-Waver. Ze moet een bekwaam persoon geweest zijn, gelet op de taken die zij uitgeoefend heeft. Ze was lerares en klassemeesteres in het pensionaat (het huidige secundair onderwijs). Van 1904 tot 1906 was ze novicemeesteres en later raadzuster bij zuster Albertine Vangenechten, de algemene overste. Zuster Agnes overlijdt in O-L.-V.-Waver op 9 augustus 1937.

Arthur Jacobs werd geboren op 7 oktober 1865. Hij zette na de dood van zijn vader diens werk als gemeentesecretaris verder. Hij huwde met Maria Carette uit Aarschot. Net als zijn vader was hij nauw betrokken bij de plaatselijke fanfare: hij was er medestichter van en de eerste ondervoorzitter. Hij overleed op 15 oktober 1937. Het gezin Jacobs-Carette woonde op het Hooghuis.

Odilia Jacobs zag het eerste levenslicht op 24 december 1867. Zij trad in het huwelijk met dokter Bernard De Raeymaeker uit Sint-Pieters-Rode. Terwijl hun zoon Louis als oorlogsvrijwilliger aan het IJzerfront vertoefde, overlijdt haar man op 51- jarige leeftijd. Zoon Louis wordt later priester en pro-rector van de Leuvense Universiteit. Over de familie De Raeymaecker-Jacobs willen we later in een apart artikel terugkomen. Odilia Jacobs overlijdt op 11 april 1939 in Sint-Pieters-Rode.

Firmin Jacobs werd in Nieuwrode geboren op 17 april 1870. Hij studeerde farmacie aan de Leuvense Universiteit. Bij het begin van vorige eeuw was het echter nog geen evidentie dat men bij de minste ziekte zomaar naar de apotheker stapte. Firmin moest om aan de kost te komen dan ook noodgedwongen zijn streek verlaten en de joviale man week uit naar het Limburgse Halen. Hij was een echte volksmens, altijd op zijn klompen. Als hij iemand kon helpen deed hij dat zonder twijfel. Als hij echter iemand kon foppen zou hij het ook niet gelaten hebben. Firmin werd in 1920 burgemeester van Halen en later eveneens lid van de Limburgse provincieraad. Naast zijn apotheek had Firmin ook nog een brouwerij. Hij brouwde het donkere bier Duc (ook bij ons in de streek gekend). Dagelijks ging hij op cafébezoek bij zijn buren. Kwatongen beweerden dat hij zijn eigen bier niet lustte en het dan maar bij de concurrentie ging drinken. Op 14 oktober 1926 overleed burgemeester Firmin Jacobs aan kanker. Hij was 56 jaar. Later werd één van de hoofstraten van Halen naar hem genoemd: de Firmin Jacobslaan. Firmin Jacobs had vijf kinderen en zijn zoon Etienne, die geneesheer was, volgde hem op als nieuwe burgemeester van Halen.

Louis Peeters
Terug