Terug

Een archeologische vindplaats op de Bogaardenberg in Nieuwrode.

Situering.

In het voorjaar van 2003 vond Dirk Vanden Eynde tijdens het frezen enkele fragmenten vuursteen op de Bogaardenberg (Nieuwrode). De werkzaamheden vormden een eerste fase in de aanplanting van een historische hoogstam boomgaard met oude streekeigen fruitsoorten die in de loop van de volgende jaren meer vorm zal krijgen. Op zijn zoektocht naar de betekenis en herkomst van de fragmenten vuursteen kwam Dirk bij de Archeologische Werkgroep Holsbeek terecht. De werkgroep bestaat uit enkele losse medewerkers die elkaar 12 jaar geleden vonden bij de opgravingen van het kasteel van Attenhoven (Holsbeek), onder leiding van Gust Boschmans. Ze werkten in 1999 o.a. samen met de Holsbeekse Werkgroep Heemkunde aan de tentoonstelling "Scherven Vertellen" in de Sint-Mauruskerk van Holsbeek en maken sinds 2002 deel uit van het prospectieteam van de Haachtse Geschied- en Oudheidkundige Kring.

De vondsten die Dirk had verzameld en de landschappelijke context waarin ze werden aangetroffen, werden aan een eerste onderzoek onderworpen. Het vondstenmateriaal werd gefotografeerd, gedetermineerd en het terrein werd door de werkgroep geïnspecteerd. Verder werden er ook enkele basiswerken uit de vakliteratuur op na geslagen en werd een geo(morfo)logische/bodemkundige schets gemaakt van het landschap. De voorlopige resultaten van het bureauonderzoek en de veldprospectie worden in dit artikel meegedeeld en er wordt alvast een vooruitblik geboden op vervolgonderzoek.

Landschap.

De Bogaardenberg is een kleine solitaire heuvel die deel uit maakt van het heuvelachtige Hageland. Het grillige reliëf werd voor een groot deel gevormd tijdens de ijstijden. In de loop van het Secundair en Tertiair had de zee de noordflank van het Massief van Brabant herhaaldelijk overspoeld en afgedekt met mariene sedimenten (zand en klei, afgezet door de zee). Op die manier had zich een plateau gevormd dat zacht afhelde naar het noorden. Wanneer tijdens de ijstijden in het Pleistoceen de zeespiegel aanzienlijk was gedaald (in het noorden van het Europese continent vormde het bevroren water een enorme ijskap), werd het plateau blootgesteld aan grootschalige bodemerosie. Het landschap werd door verschillende waterlopen versneden in cuestaruggen, ook wel getuigenheuvels genoemd, die zijn opgebouwd uit tertiaire sedimenten. In de omgeving van Holsbeek dagzomen Diestiaan-afzettingen die, dankzij de aanwezigheid van limoniet- of ijzerzandsteen, zeer erosiebestendig zijn. Aan de rand van deze dikke zandsteenbanken vormden zich steile hellingen. Wanneer het Noordzeebekken als gevolg van het groeien van de ijskap droog kwam te liggen, werden door de wind zand en leem uit het bekken landinwaarts meegevoerd en weer afgezet. Op de plateaus van het Hageland (bvb. de Chartreuzenberg in Holsbeek) vormde zich een dunne maar vruchtbare laag lemig zand die later zeer geschikt bleek als landbouwgrond. Op de steile hellingen erodeerde het door de wind afgezette materiaal en gingen de weinig vruchtbare tertiaire zanden weer dagzomen. Het verspoelde materiaal verzamelde zich als colluvium in de dalen tussen de cuestaruggen. In het Holoceen ontwikkelde zich als gevolg van een klimaatsverbetering een uitgestrekt bos. De boomwortels zorgden ervoor dat de toplaag werd vastgehouden zodat er voorlopig een einde kwam aan de bodemerosie. Pas wanneer de mens het bos ging kappen om plaats te maken voor akkers kreeg de bodemerosie weer vrij spel.

De bodem op de Bogaardenberg bestaat voornamelijk uit zeer droge tot matig natte zandgronden met een erg stenige bijmenging (verweerde ijzerzandsteen) en weinig indicaties van bodemvorming. Door de samenstelling van de bodem en de steile helling is de Bogaardenberg niet geschikt als locatie voor akkerbouw. Een groot deel van het terrein is in gebruik als hooiland. De grassen houden de dunne bouwvoor vast en voorkomen op die manier erosie van de toplaag. Op de noordflank is een naaldbosje aangeplant. Naaldbomen doen het doorgaans zeer goed op minder vruchtbare gronden zoals deze. Tot een generatie geleden bevond zich op de Bogaardenberg een boomgaard van hoogstam fruitbomen. De naam 'Bogaardenberg' verwijst nog naar dit vroegere landgebruik. De boomgaard had naast een economische functie (de verkoop van fruit) ook een ecologische (het voorkomen van bodemerosie) en een cultuurhistorische waarde (typisch voor de zuidelijke flanken van de Hagelandse heuvels in het verleden: wijn- en boomgaarden). Door het aanplanten van nieuwe hoogstam fruitbomen kunnen deze waarden worden hersteld.

Archeologie.

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in de omgeving van Holsbeek dateren uit een periode die het Oud en Midden Paleolithicum wordt genoemd (voor onze streken geldt een datering van ca. 100.000 tot 35.000 jaar geleden; ijstijden en tussenijstijden wisselen elkaar af). De meest kenmerkende vondsten zijn vuistbijlen en levalloisafslagen. De vuurstenen artefacten uit deze periode worden doorgaans verspreid en zonder stratigrafisch verband op de Hagelandse heuveltoppen aangetroffen (o.a. op de Wijngaardberg in Wezemaal en de Meesberg in Holsbeek). In Rotselaar (Toren ter Heide) werden bij zandwinning onder een dik pakket colluvium (het bewijs van grootschalige bodemerosie tijdens het Pleistoceen; zie boven) o.a resten van de mammoet en de wolharige neushoorn gevonden. De prehistorische mens (Neanderthaler) leefde temidden van steppe en toendra als jager op groot wild. Uit de laatste fase van het Pleistoceen, de periode die samenvalt met het Jong Paleolithicum (ca. 35.000 tot 10.000 jaar geleden), zijn in het noordelijk Hageland weinig tot geen sporen van menselijke aanwezigheid aangetroffen. Mogelijk waren de klimatologische omstandigheden op dat moment (de laatste ijstijd) te extreem.

Na deze laatste ijstijd werd het klimaat aanzienlijk zachter (meer gematigd). De prehistorische mens moest zich aanpassen aan een nieuwe leefomgeving (boslandschap) en een nieuw dieet (vooral klein wild, vis en verschillende eetbare planten). Op de oeverwallen langs de Winge in Holsbeek werden o.a. door de K.U.Leuven een aantal belangrijke vindplaatsen onderzocht. Het vondstmateriaal behoort tot de vroegste fase van het Mesolithicum. Kenmerkend is het voorkomen van Wommersomkwartsiet als grondstof voor de vervaardiging van werktuigen en bewapening. Vanaf ca. 7.300 jaar geleden deden de eerste landbouwers hun intrede in West-Europa tijdens een periode die het Neolithicum wordt genoemd. In het Hageland ontbreken echter de sporen van de vroeg-neolithische Lineaire Bandkeramiek of de midden-neolithische Michelsberg. Op basis van het vondstmateriaal, met kenmerken van zowel mesolithische als neolithische tradities, wordt aangenomen dat de Hagelandse vindplaatsen uit deze periode gedurende lange tijd door verschillende groepen werden bezocht (neolithiserend Mesolithicum). Kenmerkend voor het Neolithicum zijn de gepolijste bijlen, die o.a. aan de Veeliedenstraat in Nieuwrode en op de Plein in Holsbeek zijn gevonden. De bewoning verplaatste zich naar de steile hellingen van de Hagelandse heuveltoppen. Zoals hierboven reeds vermeld is de bodem op deze locaties niet geschikt voor landbouw. In het noordelijk Hageland bleven jacht, visvangst en pluk wellicht de belangrijkste activiteiten, mogelijk aangevuld met wat veeteelt.

Onderzoek.

Aanvankelijk had Dirk slechts twee fragmenten vuursteen opgeraapt: een onregelmatige afslag en een gebroken kling met (gebruiks-)retouche. Meteen viel de witte kleur van de vondsten op, meteen ook de voornaamste reden waarom Dirk het vuursteen in de eerste plaats had opgeraapt. Oorspronkelijk hadden deze fragmenten een grijze kleur, maar door een chemische reactie met het bodemmateriaal was het vuursteen na verloop van tijd aan de buitenkant verkleurd. Deze verkleuring wordt een patina genoemd en duidt meestal op een zeer hoge ouderdom. Het komt voor op het paleolithisch materiaal dat op de Wijngaardberg in Wezemaal en de Meesberg in Holsbeek werd aangetroffen (mogelijk 100.000 jaar oud; zie boven). Bij een korte prospectieoefening ter plaatse werden op de helling net onder de heuveltop echter twee klingen met witte patina gevonden die op basis van hun vorm een jongere datering deden vermoeden: neolithisch (mogelijk ergens in de buurt van 5.000 jaar geleden). Deze voorlopige datering (zonder tijdsindicatie) wordt eveneens gesuggereerd door Prof. P.M. Vermeersch die de vindplaats toeschrijft aan het neolithiserend Mesolithicum. Inderdaad, de vindplaats van de Bogaardenberg bleek na consultatie van relevante literatuur reeds bekend. Op deze locatie werden o.a. door Y. Scheys aan het begin van de jaren 70 meer dan 100 fragmenten vuursteen verzameld, een duidelijk bewijs van een rijke vindplaats. Dit materiaal bleek opvallende gelijkenissen te vertonen met de nieuwe vondsten. Het gaat om een zeer homogeen ensemble dat voornamelijk uit vuurstenen klingen met een witte patina bestaat.

Alle fragmenten lagen aan de oppervlakte en waren ondanks de slechte vondstzichtbaarheid zeer goed herkenbaar. De zandige bodem is ter plaatse zeer stenig (ijzerzandsteen) en de toplaag lijkt erg dun. Waarschijnlijk bevindt de archeologische bewoningslaag zich op maaiveldhoogte en moet er van uit gegaan worden dat het vuursteen als gevolg van de grondbewerking verplaatst werd van de heuveltop naar de helling. Vermoedelijk bevinden zich onderaan de helling in het colluvium nog meer van deze fragmenten. Verder onderzoek levert mogelijk nog bijkomende informatie op. De Archeologische Werkgroep Holsbeek is bereid dit vervolgonderzoek uit te voeren, als het even kan met de hulp van enkele specialisten, vrijwilligers en beleidsmakers. Dirk Vanden Eynde en de gemeente Holsbeek hebben alvast hun steun aan het project beloofd. In eerste instantie wordt gedacht aan het archeologisch begeleiden van de tweede fase van de aanplanting van de boomgaard, vermoedelijk in de loop van dit najaar. De resultaten van het vervolgonderzoek zullen op het gepaste moment worden meegedeeld in deze rubriek. Geïnteresseerden kunnen altijd contact op nemen met de werkgroep op het nummer 0496/61.67.60.

Woordenlijst.

Term Verklaring
afslag halffabrikaat of restafval van de vuursteenindustrie in de Steentijd; onbepaalde vorm
bodemvorming processen van in- en uitspoeling van mineralen en humus in de die resulteren in bodemhorizonten
colluvium (verwerings-)materiaal dat zich als gevolg van bodemerosie verplaatst heeft naar en afgezet in lager gelegen delen van het landschap
Holoceen geologische periode; laatste fase van het Kwartair (10.000 jaar geleden tot nu); in theorie een tussenijstijd
kling halffabrikaat of eindproduct van de vuursteenindustrie in de Steentijd; langwerpig van vorm
Mesolithicum Midden Steentijd
Neolithicum Nieuwe Steentijd
Paleolithicum Oude Steentijd
Pleistoceen geologische periode; eerste fase van het Kwartair (tot 10.000 jaar geleden; een opeenvolging van lange ijstijden en korte tussenijstijden
vuursteen knolvormig gesteente; ook wel silex genoemd; komt voor krijtlagen, o.a. langs de Maas
Wommersomkwartsiet   hard gesteente dat alleen in de omgeving van Tienen gevonden wordt; korreliger van structuur dan vuursteen


Bart Robberechts


Literatuur.

Vermeersch, P.M., 1976. Steentijdmateriaal uit het noordelijk Hageland. Oudheidkundige Repertoria, reeks B: de verzamelingen 11 (2 delen). Nationaal Centrum voor Oudheidkundige Navorsingen in België, Brussel.
Gysels, H., 1993. De landschappen van Vlaanderen en zuidelijk Nederland. Garant, Leuven/Apeldoorn.
Terug