Terug

Van Soldaten en Soldatenverenigingen: de Oud-Wapenbroeders te Holsbeek.

De selectie door loting.

Bijna twee eeuwen lang (1798-1994) kende ons land de militaire dienstplicht. Op het einde van de negentiende eeuw werd de inlijving in het Belgisch leger nog steeds bepaald door het systeem van loting en plaatsvervanging. De loting was verplicht voor jonge mannen in het jaar van hun negentiende (tot 1847) of twintigste verjaardag (vanaf 1848) en vond vanaf 1817 plaats in de hoofdplaats van het hiervoor opgerichte militiekanton. Het inrichten van een militiekanton had tot doel de recrutering zo rechtvaardig mogelijk te verdelen over de bevolking. Voor de deelgemeente Holsbeek was dat het militiekanton Haacht, behalve tussen 1850 en 1870, in die periode behoorde Holsbeek tot het militiekanton Herent. De andere Holsbeekse deelgemeenten behoorden tot het militiekanton Aarschot. In alfabetische volgorde bestegen de lotelingen een podium en nadat een onderofficier de lotelingstrommel had gedraaid, trok de loteling een kokertje met daarin een opgerold briefje met erop een nummer. De militiecommissaris, een officier met ten minste de rang van luitenant-kolonel, haalde met een potlood het opgerolde papier uit het kokertje en las het nummer voor. Dit nummer werd dadelijk ingeschreven in het register en het briefje werd overhandigd aan de jongeman in kwestie.
De lange duur van de militaire dienst - tot vier jaar - en het gebrek aan hygiëne zorgde inderdaad voor weinig enthousiasme en onze voorvaderen beproefden dan ook vele middelen om het noodlot te bezweren. De goede (hoge) nummers - er waren er steeds meer lage en dus slechte - werden na de gelukkige loting dikwijls ingelijst.
De loting werd overigens afgeschaft door een nieuwe militiewet op 1 december 1909. Voortaan zou één zoon per gezin onder de wapens worden geroepen. Vanaf 1913 wordt de algemene persoonlijke dienstplicht ingevoerd.
Joannes (Jan) Deroost schonk zijn hoog lot dat hem van de legerdienst ontsloeg (archief Jos Libotton).

De vereniging van lotgenoten.

Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-71 werden onze soldaten ingezet om ten bewijze van onze neutraliteit de Belgische grens te verdedigen. De soldaten die deze opdracht tijdens hun meer dan twee jaar durende militaire dienst vervulden, voelden nadien de behoefte om zich te verenigen. Op die wijze ontstonden in onze contreien de eerste groepen "wapenbroeders".

De Oud-Wapenbroeders te Holsbeek.

Nog niet zolang geleden kregen we van Roger Kockaerts (Asseltveld, Holsbeek) een interessant document, namelijk een "Copie van het reglement der maatschappij van de Oud-Wapenbroeders Holsbeek". We konden van oud-burgemeester Jules Delauré vernemen dat deze vereniging destijds uitmondde in een zelfstandige ziekenkas (Louis Verbeek was hiervan de secretaris) die uiteindelijk overging naar het Christelijk Ziekenfonds zoals wij het nu nog kennen.
Gewezen wapenbroeders traden nog samen op het voorplan bij de inwijding van het Heilig Hart in 1927 en bij de inhuldiging van Frans Hendrickx als burgemeester in 1947. Tot in de jaren zestig vinden we op doodsprentjes van de leden de vermelding "Lid van de Oud Wapenbroeders".
Naar analogie met de Napoleonisten (als aanhangers van Napoleon) werden de leden van deze lokale verenigingen vaak Leopoldisten genoemd (naar de Koningen Leopold I en Leopold II). Deze benaming is zeker niet helemaal correct voor wat de drijfveer van oprichten te Holsbeek betreft, alhoewel ze er sterk bij aanleunden. De kernspreuk "Voor Vorst en Vaderland" was gebleven maar de rode draad doorheen de beweging was het verstevigen van de onderlinge vriendschapsbanden, en het beiden van hulp aan leden in nood. Ook het bewijzen van de laatste eer bij het overlijden van een wapenbroeders stond hoog in het vaandel geschreven.
Het vaandel zelf bestond uit de nationale driekleur inclusief wapenspreuk "Eendracht maakt macht" en in gouden letters de naam van de vereniging (Oud Wapenbroeders) en het jaar van oprichting (1906). Vaandel en leden waren aanwezig op alle vaderlandslievende gebeurtenissen en zoals gemeld op de begrafenis van de afgestorven leden. De bonden waren a-politiek en a-godsdienstig.
Het bestuur werd gevormd door de traditionele ere-voorzitter, voorzitter (Jan Van Mechelen), ondervoorzitter (Henri Marrant), secretaris (Philip Testaert), schatbewaarder (Louis Van Hove), hulpsecretaris (Frans Holemans), acht commissarissen (Edouard Decoster, Karel Organe, Alphons Philippaerts, Frans Vandezande, August Schoolmeesters, Karel Caluwaerts, Alphons Vandendorpel en Henri Bollens) , maar ook een bevelhebber: (Arthur Meulemans), een boetemeester (Joseph Marrant) en heel belangrijk: een vaandeldrager (Vital Meulemans) en een hulp-vaandeldrager (Désiré Van Rillaer).
De datum van algemene vergadering gevolgd door het grote feestmaal was vastgelegd op 15 november, dag van de dynastie. Verder wordt er in het reglement nog een opsomming gegeven van wat moet en vooral van wat niet mag en welke straffen er zullen worden uitgesproken bij overtreding van het reglement. Ook de bevoegdheden en taken van de verschillende bestuursfuncties komen aan bod, alsmede de verkiezingsmodaliteiten. De stichting gebeurde op 1 april 1906, de verkiezing van de eerste bestuursleden en de goedkeuring van het reglement op 19 juli 1906 tijdens de eerste algemene vergadering.

Andere vaderlandslievende verenigingen.

Op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ontmoeten we een andere oude bekende: de Burgerwacht. In Holsbeek heeft de Burgerwacht nooit bestaan. De burgerlijke militie werd in Leuven berucht vanwege haar optreden tijdens de stakingen voor het Algemeen Stemrecht. Door haar uitgesproken burgerlijk karakter en het tekort aan militaire discipline werd de Burgerwacht nooit als volwaardig aanvaard door de Belgische militaire overheid en de definitieve ontbinding vond dan ook plaats op 13 oktober 1914, een paar dagen voor de aanvang van de Slag aan de IJzer.
Met de wereldoorlogen van 1914-18 en 1940-45 komen de tot op heden bestaande en gekende oudstrijdersbonden tot stand. Momenteel moeten we vaststellen dat de categorie oud-strijders uit deze oorlogen om nogal evidente redenen in aantal verminderen (de oudgedienden van de Tweede Wereldoorlog zijn immers al tachtigers geworden) maar dat hun gelederen worden aangevuld met sympathisanten. Het is dus best mogelijk dat we in de toekomst zullen gaan spreken over verenigingen van sympathisanten of vrienden van oud-strijders.


Jos Libotton


Aanvullende gegevens.

Bij onderzoekswerk naar de persoon van Louis Van Hove stootten we toevallig op de eerste kasboeken van de Oud-Wapenbroeders. Paul Aerts - kleinzoon van deze eerste kassier van de vereniging - stelde deze geschriften bereidwillig ter inzage, alsook een ontvangen diploma. Het bijzonder ereteken eerste klas ingesteld door Koninklijk Besluit van 2 augustus 1889 ten voordele van de bevorderaars en beheerders van onderlinge maatschappijen werd toegekend bij Koninklijk besluit van 25 november 1932 aan Louis Van Hove.

Uit de ontvangsten van het teerfeest van 1909 noteren we de lijst van de feestvierende leden van dat jaar. Ten behoeve van de familiehistorici onder ons geven we de in aanvulling op de hoger geciteerde bestuursleden de lijst van de niet-bestuursleden weer:
Frans Vanderheijden, Petrus Geuvens, Petrus Geleijns, Louis Peeters, Joannes Swings, Simon Hermans, Alfons Sterckx, Augustinus Holemans, Arthus Dormaels, Edouard Geets, Désiré Verhaegen, Frans Bruelemans, Joannes Baptistus Van Gilbergen, Antonus Van Rillaer, Frans Van Meerbeek, Louis Peeters (Plein), Guilielmus Philippaerts, Henricus Delauré, Joannes Baptistus Piron, Henricus Thielemans, Guilielmus Vertongen, Livinus Geeraerts, Felix Persoons, Victor Beullens, Oscar Huygens, Felix Vanderheijden, Edouard Vanrillaer, Petrus Weynants.

ir. Rudy Janssens
Terug