Terug

De schenking "Dormaels" aan de gemeente Holsbeek.

Het voorbije jaar mocht de gemeente Holsbeek enkele stukken aan haar patrimonium toevoegen, geschonken door mevrouw Caroline Dormaels. Het betrof:
- een schilderij van Holsbeek (65 cm x 50 cm) - zie verder
- een schilderij van een kasteelkeuken (74 cm x 65 cm)
- en schilderij van het drogen van schoven (35 cm x 26 cm)
- een kleurenlitho (46 cm x 25 cm) van de praalwagen van de Provincie Brabant uit de stoet van 25 jaar Leopold I in 1856

De schenking kadert in een aandenken aan haar vader en grootvader die zich jarenlang inzetten op sociaal, cultureel en politiek vlak in de deelgemeente Holsbeek.

Het schilderij van Holsbeek werd op vraag van de schenkster geschilderd in de lente van 1963 door Josée Maes. Deze kunstenares werd geboren te Bouchout op 16 mei 1901 en overleed te Antwerpen op 20 september 1981. Het betreft een dorpszicht vanuit de noordelijke heuvel van de Meesberg, met centraal de Sint-Mauruskerk (zie afbeelding).

Naar aanleiding van de schenking bracht ik enkele malen een bezoek aan mevrouw Dormaels in haar huidige woonplaats te Antwerpen, en op deze vriendelijke ontvangsten mocht ik behalve een massa wetenswaardigheden heel wat illustratief materiaal over de Holsbeekse geschiedenis ontvangen.


Graag laat ik haar zelf aan het woord:

Mijn grootvader, Louis Dormaels, werd geboren te Holsbeek op 19 maart 1844 en overleed in zijn geboortedorp op 10 augustus 1887. Grootvader was zeer actief in het dorpsleven van de gemeente Holsbeek. Hij was medestichter van de fanfare, lid van de handboogvereniging en ook gemeenteraadsheer.

Mijn vader, Jan-Ferdinand Dormaels, was als oudste van 4 kinderen pas 11 jaar toen zijn vader overleed. Als oudste mocht hij hem overal mee naar vergezellen zodat mijn vader van jongs af bij het sociale dorpsleven betrokken werd.

In de winter na het overlijden van grootvader, gleed vader uit op het ijs en bezeerde zijn knie, maar gezien zijn moeder het moeilijk had, zei hij haar niets van het voorval. Het vocht in zijn knie verhardde dermate dat zijn been niet meer groeide en hij van dit ongeval gebrekkig bleef. In die tijd moesten gebrekkigen maar een stiel aanleren. Mocht grootvader langer in leven gebleven, dan had zijn zoon zeker hogere studies kunnen doen.

Als self-made man nam vader deel aan alle examens die er toen bestonden, studeerde uit eigen kracht en behaalde steeds ereprijzen. Op het hoogste schap van zijn bibliotheek prijkten grote prijsboeken, waarvan er ons nog enkele in de familie zijn overgebleven.

Vanaf zijn jeugd heeft vader zich ingezet voor het dorpsleven. Een actief speler in de muziekafdeling van de fanfare was hij niet, maar hij nam wel alle schrijfwerk van de vereniging voor zijn rekening. Binnen de toneelafdeling nam hij dan ook graag de regie van de toneelstukken voor zijn rekening. Bij de uitvoering zelf maakte hij zich bovendien nuttig in het grimeren van de toneelspelers. Ik herinner me nog zijn grimeerdoos in zijn bureau. Op het historische fotoportret uit 1899 van de Sint-Maurusfanfare staat hij er dan ook bij.

Een anekdote over Free Lemmens, een kleurrijke figuur in fanfare en dorp:
op de avond van Juli-kermis waren leden van de fanfare in hun lokaal pintjes aan het drinken. Free stelde zijn maten voor mee naar zijn huis te gaan waar hij ze zou verwelkomen met taart en "kiek". Verscheidene mannen gingen mee en Free zette de taart op tafel waaraan enkelen zich te goed deden. De anderen vroegen naar de "kiek" (kip), waarop Free zei, "wel kiekt (kijk)!"

Terloops, bij de inval van de Duitsers in 1914 werd vader samen met meester Dechamps en anderen als gijzelaar aangeduid en opgesloten in de gevangenis te Leuven. Iin geval er wat gebeurde ten aanzien van de bezetters,moesten ze doodgeschoten worden als vergelding. De eerste weken na de Duitse inval bleven een aantal Duitsers ingekwartierd bij de familie Dormaels.

Meester Dechamps was niet enkel goed bevriend met vader, hij was tevens een beetje familie. Zijn vrouw Stephanie Lontie (weduwe Crabbé) was een kleindochter van burgemeester Guillaume Lontie en van Angelina de Cupere. Deze was de tante van mijn grootmoeder langs moederszijde: Rosalie de Cupere.

Meester Dechamps en vader waren allebei zeer eenvoudige mensen en steeds tot dienstbetoon bereid. Ze werkten ook samen bij de Kerkfabriek waarvan vader schatbewaarder was. In oktober kwamen de pachters van gronden van de Kerkfabriek thuis de landhuur betalen.

Tijdens en na de oorlog kende men overigens een gebrek aan onderwijzers. Vader diende noodgedwongen in te springen en gaf een tijdje les aan de schoolkinderen.

Bij het pensioen van meester Dechamps, werd een nieuwe hoofdonderwijzer benoemd door het gemeentebestuur. Het werd meester Mortelmans die een schitterend diploma had.

In 1930 stierf meester Mortelmans plots op 33-jarige leeftijd. Meester Stuckens stelde zich terug kandidaat en werd herkozen. Van toen af nam meester Stuckens de regie bij de toneelafdeling van de fanfare waar en de repetities vonden plaats in zijn ouderlijke woning.

De toneelavonden voor de veloclub werden evenzeer verzorgd door vader, waar hij ook "schrijver" was zoals dat toen werd genoemd. Met september kermis (de zondag na Leuven kermis) werd de koers georganiseerd. De inschrijvingen werden steeds door vader gedaan. Coureurs die van buiten het dorp kwamen, verkleedden zich thuis in de loods naast de woning. Het was ons als meisjes streng verboden om die dag langs achter de woning te verlaten!

Jaarlijks werd er (evenals bij de fanfare) een feest van de veloclub georganiseerd in de zaal bij Sylvain Gilis. Er werd een vaars geslacht en 's morgens werd er "uiterzoere" gegeten. Ook de echtgenotes waren op het feestmaal uitgenodigd.

Vader deed ook de nodige opzoekingen en legde de basis van het toneelstuk "Het IJzeren Kruis". Hij schreef de definitieve tekst in samenwerking met meester Van HuIle. Het originele handschrift werd jarenlangs thuis gekoesterd en voor het nageslacht bewaard. Toen de interesse voor dit toneelstuk leidde tot een heruitgave van de tekst en geschiedenis, heb ik de auteurs op het spoor kunnen zetten naar meester Van Hulle, wiens gezondheidstoestand helaas niet meer toeliet deze pioniersjaren te reconstrueren. Meester Van Hulle overleed enkele weken nadien.
De eerste voorstellingen tot aan de Tweede Wereldoorlog vielen onder de regie van vader. Ook hier was hij de grimeerder van dienst. Ik herinner mij overigens nog steeds "Prudenke" (Prudent Hoeylaerts) die de "kwade" speelde. Hij deed dit overigens op een buitengewone manier.

Jan-Ferdinand Dormaels, geboren op te Holsbeek op 19 april 1876 en overleed er op 18 januari 1955. Hij was gemeentesecretaris van Holsbeek van 1914 tot zijn afzetting door de Duitsers in 1942. Na de oorlog werd hij in ere hersteld.

Carolina Dormaels zelf was werd geboren te Holsbeek op 8 maart 1917 en was tijdens de Tweede Wereldoorlog diensthoofd van de Ravitailleringsdienst te Holsbeek, een functie waarin ze de hulpvaardigheid die haar tijdens opvoeding werd meegegeven ten dienste van de dorpsgenoten kon stellen.

In naam van de inwoners willen we haar dan ook danken voor haar bijdrage aan het Holsbeekse dorpsleven, en voor de dankbare herinneringen welke ze de Holsbeekse gemeenschap wil overmaken.


ir. Rudy Janssens
Terug