Terug

De groei van Cortryck tot Holsbeek.

(1) het ontstaan van de gemeentelijke entiteit.

Tijdens het Ancien Régime ziet het lokale administratieve landschap er heel versnipperd uit: een lappendeken van heerlijkheden (bijvoorbeeld: Bergestraat, Daalput) met wisselende bevoegdheden, onduidelijke grenzen en een veelvoud van instanties waaraan verantwoording dient afgelegd.
Zo wordt in 1661 de Baronnie van Holsbeek opgericht, inbegrepen de heerlijkheden van Attenhoven en Dutsel. Getuige van deze "fusie" was het opschrift dat de kapel van de Speelberg aan de Kortrijkstraat sierde ("Onse Lieve Vrouwe van Spelbergh. Holsbeeck Cortryck Linden 1661"), op dat ogenblik het grenspunt tussen Holsbeek (Dutsel), Kortrijk en Linden. De kapel staat overigens op Lindens grondgebied.

Na de overwinning van de Fransen op de Oostenrijkers te Fleurus in 1794 wordt al snel orde op zaken gesteld. Vanaf 4 augustus 1789 worden alle privileges afgeschaft. Bij decreet van 14 december 1789 worden alle gemeenten gelijkgeschakeld en hun bevoegdheden worden tenslotte afgebakend door het decreet van 16-24 augustus 1790.

De Franse Grondwet van het jaar III (1794-1795) beknot drastisch de gemeentelijke autonomie. Gemeenten met minder dan 5000 inwoners houden op te bestaan na inlijving van ons land bij Frankrijk op 9 vendémiaire IV (1 oktober 1795), en worden verenigd in kantons ("municipalités de cantons").
Het kanton Aarschot bestond uit Aarschot, Wezemaal, Sint-Pieters-Rode, Langdorp, Kortrijk, Messelbroek, Testelt, Betekom, Houwaart, Nieuwrode, Onze-Vrouw-Tielt, Sint-Martens-Tielt, Rillaar en afhankelijkheden.
Het kanton Herent bestond uit Herent, Tildonk, Erps, Kwerps (Quarebbe), Beisem, Veltem, Winksele, Wilsele, Holsbeek, Linden, Pellenberg, en afhankelijkheden.

Er dient opgemerkt dat in deze indeling één en ander over het hoofd werd gezien. De inwoners van Begijnendijk, Gelrode en Dutsel wenden zich tot de Aarschotse Kantonnale Voorzitter Deneeff en bekomen op 8 maart 1796 de oprichting van hun respectievelijke gemeente (weliswaar binnen het kanton Aarschot) vanwege Regeringscommissaris Bouteville.

Uiteindelijk bezorgt de wet van 28 pluvîose VIII (17 februari 1800) de gemeenten een eigen administratie en vervangen de gemeenten de kantons als kleinste administratieve eenheid.

Bemerken we overigens (voor het kanton Herent) dat de gemeente Kessel-Lo op dat ogenblik nog niet is opgericht. Dit grondgebied is door het besluit van Bouteville van 26 vendémaire V (17 oktober 1796) overgedragen aan Pellenberg door het reduceren van Leuven tot het gebied binnen de stadsmuren. In 1810 wordt Kessel overgedragen aan Linden (Lo blijft bij Pellenberg). Kessel-Lo wordt uiteindelijk opgericht op 14 januari 1829 op basis van een Koninklijk Besluit van 31 maart 1827.


(2) de eliminatie van "te kleine" gemeenten.


De Franse overheid start hierna met het onderzoek naar de fusie van kleine, dunbevolkte en bijgevolg armere gemeenten en dit vanuit het kadaster. Deze instelling wordt opgericht door de Fransen (in 1791) ten einde te komen tot het heffen van een grondbelasting in verhouding tot de opbrengst van elk perceel. De praktische uitwerking van het parcellair kadaster start vanaf 1808. De Nederlandse administratie neemt vanaf 1815 het gedane werk over en het wordt uiteindelijk voltooid in 1835 onder de Belgische administratie.

We leren uit de briefwisseling tussen de verschillende administraties hoe een dergelijke fusie tot stand komt. Blijkbaar wordt er in 1809 onderzocht of Kortrijk en Dutsel kunnen fusioneren. In 1810 komen beide gemeenteraden samen op verzoek van de Arrondissementscommissaris, maar met een verdeeld resultaat. Kortrijk is akkoord met een fusie, Dutsel evenwel niet. Als enige reden werpt het op dat het niet wenst mee te betalen aan de schulden die Kortrijk heeft gemaakt. Omwille van de bovenlokale politieke situatie komen de fusieplannen voor een tijdje in de koelkast.

De ingenieur van het kadaster vordert met de opmetingen en dient omstreeks 1819 Kortrijk en Dutsel aan te pakken. Op basis van zijn onderrichtingen doet hij de gemeenten wederom een voorstel tot fusie: een beperkte oppervlakte, een klein aantal inwoners (400 lijkt de norm), een laag gemeentelijk inkomen. Dutsel bezit op dat ogenblik 273 zielen, Kortrijk 666. Bovendien zijn beide al verenigd op geestelijk gebied, en worden de behoeftigen vanuit deze gemeenschappelijke kerk geholpen.
We weten dat de kapel te Dutsel al verdween vóór 1699 en dat de 151 inwoners van Dutsel in 1786 een petitie indienden om terug kerkelijk onafhankelijk te worden. Overigens, het enige wat er vandaag nog rest is de kapel op de hoek van de Benedenstraat en Dutselstraat en hun patroonheilige Sint-Maarten op het vierde kwartier van het Holsbeeks wapenschild. Sint-Maarten draagt er het wapenschild van Boutersem. De Heren van Boutersem waren tot in 1492 in het bezit van Kortrijk.

De Gouverneur (van de provincie Zuid-Brabant) wordt gevraagd de administratieve procedure tot fusie op te starten en richt zich tot de Arrondissementscommissaris. Deze roept de beide gemeenteraden samen te Leuven onder zijn voorzitterschap. De besturen gaan unaniem akkoord met een fusie op de zitting van 16 september 1819.

Nu er groen licht is verkregen, kan de afhandeling worden voltrokken. De ingenieur van het kadaster draagt zijn dossier over aan de Gouverneur en de Directeur van de Directe Belastingen. In dit dossier zit een schets van beide gemeenten, opgemaakt door landmeter De Mortier, die voor dit werk uiteindelijk 10 florijnen vanwege elk der beide gemeenten zal mogen ontvangen.

Na de formele goedkeuring door de Directeur van de Directe Belastingen op 3 juni 1820 brengt de Gouverneur het voorstel naar de Deputatie, welke op 9 juni 1820 besluit de fusie van beide gemeenten onder de naam "Cortryck-Dutzel" voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Waterstaat.

Deze maakt het Koninklijk Besluit klaar op 7 juli 1820, het wordt in "Het Loo" ondertekend door Willem, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg etc. op 25 juli 1820.

Via de omgekeerde weg krijgen alle betrokken instanties kennis van het genomen besluit. De fusie wordt een feit.

Merken we overigens op dat vele omliggende gemeenten ingevolge een zelfde procedure fusioneren tot een "dubbelgemeente": Molenbeek-Wersbeek, Veltem-Beisem, Erps-Kwerps, Meensel-Kiezegem,…


(3) rationalisatie van de grenzen.



Tussen Kortrijk en Dutsel lag in het noorden nog een spie Wezemaal: het gebied Dunbergen (A-B-C-D). Dit was nog aanvaardbaar, maar er stelde zich een bijkomend probleem: midden in Dutsel lag een Wezemaalse enclave (E-F).

Ook hier dient de ingenieur van het kadaster een voorstel uit te werken, ten einde dit voor te leggen aan de beide gemeenteraden die hiertoe samenkomen op 30 mei 1819. Samen met de ingenieur worden plaatsbezoeken afgelegd. Beide raden zijn dan wel overtuigd om de grenzen aan te passen, men is het echter minder eens over de compensatie die Wezemaal mag ontvangen in ruil voor de enclave.

Dutsel vraagt overdracht van de enclave (E-F), maar ook het deel van de spie omvattende alle woningen (C-D), en stelt in ruil een onbewoond broekgebied voor (L-M), een kleinere oppervlakte en onbewoond.
Wezemaal biedt het grondgebied aan boven de huidige Dutselstraat (D-E-F), en vraagt in ruil een in oppervlakte groter broekgebied, inclusief de woningen aan de oostzijde van de huidige Benedenstraat (J-K-L-M).

De ingenieur maakt een omstandig rapport van voor- en nadelen van mogelijke alternatieven. Het compromis wordt: een overdracht van de enclave (E-F, inclusief drie woningen en een boerderij) naar (Kortrijk-)Dutsel, terwijl Wezemaal het gebied tussen Leibeek en Koningsbroekpad verwerft (L), alsook het gebied tussen Lindestraat - Dalemstraat / Doelestraat (G).

Het Koninklijk Besluit wordt getekend op 2 augustus 1820 te 's Gravenhage, enkele dagen nadat de fusie tussen Kortrijk en Dutsel werd gefinaliseerd!

Aangezien zowel de fusie als de grenswijziging worden meegenomen bij het opstarten van de meetcampagne voor het opstellen van het kadaster, vinden we van de situatie voor deze opname weinig terug in de kadasterkaarten. Dit maakte het reconstrueren van de begintoestand er uiteraard niet eenvoudiger op.

Op 5 februari 1825 komen grenswijzigingen tussen Nieuwrode en Houwaart en tussen Sint-Pieters-Rode en Lubbeek tot stand.

Nieuwrode bezit drie enclaves (X-Y-Z) op de Nering te Houwaart, gelegen langs de Motte. Deze worden omgeruild voor een gebied (R-S) ten oosten van de Jansbergstraat, en vanuit het kruispunt met de Terheidse Hoek westwaarts tot op Luttelkolen. Houwaart staat in den beginne weigerachtig tegen afstand van Luttelkolen (S) zelf, maar moet uiteindelijk het gebied tot aan de Winge prijsgeven.

Sint-Pieters-Rode bezit ook een enclave (V-W), gelegen tussen Lubbeek, Houwaart en Sint-Joris-Winge, afgescheiden van Sint-Pieters-Rode door Lubbeeks grondgebied (U). Het grondgebied (W) in het oosten begrensd door de Molenbeek, in het westen door de Waterstraat, in het noorden door de Bensbergstraat en in het zuiden in oost-west richting begrensd ter hoogte van de Gempemolen, wordt omgeruild met Lubbeek om alle percelen ten noorden van de Schubbeekstraat (T) en Waterstraat (U) te verwerven. Ter hoogte van de Langestraat (T) vormde de Leibeek immers de grens, in de Waterstraat (U) waren enkele percelen Lubbeeks grondgebied. Eigenaardig genoeg vind ik het toen overgedragen gebied (W) vandaag terug als grondgebied Sint-Joris-Winge.


(4) verdere fusievoorstellen.


Na een eerste fusiegolf om de gemeenten met minder dan 400 inwoners op te nemen in een naburige gemeente, gaat de Districtscommissaris over tot het onderzoek om volwaardige maar toch nog kleine gemeentelijke entiteiten met elkaar te laten fusioneren en dit op basis van een circulaire van de Administrateur van het Binnenlands Bestuur, gedateerd 10 november 1828.

- op 22 april 1829 rapporteert hij over de mogelijke fusie tussen Gelrode (700 zielen) en Nieuwrode (927 zielen). Beide besturen zijn tegen: voldoende groot en bevolkt, de kernen te ver uit elkaar gelegen. Geen synergie in de aankoop van brandblusmiddelen! De administratiekosten zouden niet dalen en twee veldwachters blijven noodzakelijk. Nieuwrode brengt bijkomend aan dat zij geen probleem hebben in het vinden van geschikte bestuurders, en dat ze de nodige geldsom ter beschikking hebben voor de bouw van een school. Overigens zou de kerk van Gelrode tot kapel dienen omgevormd. Een ongunstig advies tot fusioneren dus.

- op 29 april 1829 rapporteert hij over de mogelijke fusie van Kortrijk-Dutsel en Sint-Pieters-Rode. Een eerste praktisch bezwaar betreft de scheiding van beide kernen bij overstroming van de Drogebeek. Dit zou kunnen worden opgelost met het bouwen van een brug. De gemeentelijke financiën staan er gelijkwaardig voor, uitgezonderd het feit dat het armenbureau van Sint-Pieters-Rode meer middelen telt voor minder inwoners. Ook hier ziet hij een probleem. De fusie gaat niet door.

- ook de fusie tussen Nieuwrode en Sint-Pieters-Rode werd onderzocht. Deze fusie vindt evenmin doorgang, vermoedelijk na negatief advies vanwege beide besturen.


(5) uitbreiding door aankoop.


Een aantal elementen die opduiken in het dossier van de Wezemaalse enclave raken uiteraard niet opgelost met de grondruil van 1820. Zo blijft de afstand tussen het centrum (lees: de kerk) van Wezemaal en de bewoners van het grondgebied Dunbergen groot, is de verbinding doorheen het broekgebied moeilijk, en leefden de bewoners feitelijk binnen de gemeenschap van Kortrijk-Dutsel (school, kerk).

De inwoners van Dunbergen dienen dan ook een verzoekschrift in bij de Deputatie van Brabant om het grondgebied in te lijven bij de gemeente Kortrijk-Dutsel. De afstand tot kerk en school en de slechte verbindingswegen naar Wezemaal zijn dan ook hun eerste en derde argument. Ten tweede behoort Dunbergen parochiaal ook al tot de kerk van Kortrijk-Dutsel en ten slotte voelden ze geen enkele binding met Wezemaal. Het onderzoek zal worden gevoerd door de heer Torsin, Bestendig Afgevaardigde. Het openbaar onderzoek wordt gehouden op het gemeentehuis te Wezemaal op 14 juni 1893.

Beide gemeentebesturen hebben wel oren naar een nieuwe grenswijziging, maar ook nu dient er uiteraard gesproken over compensaties. Wezemaal stelt een grondruil voor: afstand van het grondgebied C-D-G en verwerving van broekgebied M-P-Q. Kortrijk-Dutsel wil de inlijving van het gehele grondgebied van Dunbergen ten zuiden van de Winge (A-B-C-D-G-L). De inkomsten ervan kunnen nu worden vergeleken op basis van het afgewerkte kadaster.

De overheid kan zich vinden in het voorstel van Kortrijk-Dutsel wat betreft de nieuwe grens, echter niet in de voorgestelde financiële compensatie. In zitting van 21 februari 1893 stellen ze immers voor aan Wezemaal 1000 frank te bieden, te betalen in 10 jaarlijkse schijven. Dit vindt men te Brussel (Provincie) "manifestement insuffisant". Wezemaal berekent (zoals gebruikelijk) de derving van inkomsten, zowel op vlak van patentrechten, grondbelasting, als op vlak van personenbelasting.

De bestuurders van Kortrijk-Dutsel gaan op 16 februari 1895 persoonlijk tot bij Volksvertegenwoordiger Schollaert te Leuven en maken er hun beklag over noodzakelijke water- en wegenwerken waar Wezemaal niet wil bijdragen, over een gebrekkig toezicht vanwege de veldwachter, de armenbedeling en het onderwijs.

De provinciale overheid vindt dat enkel de over dertig jaar gekapitaliseerde grondbelasting ten bedrage van 321 frank en 48 centiem in aanmerking kan genomen, gelet op de verwaarlozing van Dunbergen door Wezemaal. Zo komt men tot de vergoeding van 9644 frank en 40 centiem.

Het voorstel van de Bestendige Deputatie wordt na in de commissie te zijn behandeld, in plenaire zitting van 4 mei 1899 door de 79 aanwezige leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op voorstel van Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs Schollaert unaniem goedgekeurd. Het Koninklijk Besluit wordt door Koning Leopold II ondertekend te Laken op 1 juli 1899 en gepubliceerd op 6 juli 1899. De inlijving wordt dus van kracht op 16 juli 1899.

Op 20 februari 1900 informeert de Wezemaalse Burgemeester naar de beloofde compensatie. Op 5 maart 1900 antwoordt zijn collega uit Kortrijk-Dutsel: "dat de betaling van de leen die wij aangegaan hebben, ons zal gedaan worden tegen 1 juli aanstaande. Wij zullen dan geen dag uitstellen om u de vereischte som te behandigen.". Op 17 april 1900 wordt de opdracht tot betaling gegeven.


(6) ontstaan van de stedelijke agglomeraties.


Tijdens de navolgende jaren wordt het een tijdje stil rond eventuele fusieplannen. Een eerste betrokkenheid duikt op tijdens de Tweede Wereldoorlog. De VNV-administratie o.l.v. secretaris-generaal Romsée maakt werk van de creatie van grootstedelijke agglomeraties ten einde een betere greep te krijgen op het bestuur. Voor Vlaanderen leidt dit tot: (Groot-) Antwerpen (september 1941), Gent (mei 1942), Brussel (27 september 1942), Brugge (10 oktober 1942). Leuven komt als volgende aan de beurt.
Op 10 november 1942 keurt het socialistische Schepencollege van Holsbeek (handelend volgens het besluit van 28 mei 1941) bij hoogdringendheid unaniem het voorstel van de Gouverneur van Brabant aangaande de oprichting van Groot-Leuven goed. Als een onderdeel van dit plan zou de gemeente Wilsele worden opgesplitst langsheen De Vunt. Het deel ten oosten van deze rivier (N) zou worden toegevoegd aan Holsbeek.
Er komt echter tegenwind van het Hof van Cassatie op net opgerichte agglomeraties en de op stapel staande fusies wordt noodgedwongen stopgezet.


(7) de fusiebewegingen na de eenheidswet.


Ingevolge het Koninklijk Besluit der samenvoeging der gemeenten (17 september 1975 + wet van 30 december 1975) komen Holsbeek, Kortrijk-Dutsel, Nieuwrode en Sint-Pieters-Rode vanaf 1 januari 1977 in één gemeente terecht. We citeren de tekst aangaande onze gemeente. "De betrokken gemeenten zijn landelijke kernen, gelegen in de stedelijke invloedssfeer van Leuven. De geaardheid van de bevolking is op elkaar afgestemd. De nieuwe gemeente houdt de mogelijkheid in van een levenskrachtige entiteit die o.m. de dreigende vermindering van het bevolkingsaantal kan stuiten (nvdr. 6751 in 1976, meer dan 9100 in 2005). De verbindingswegen zijn goed. De afstand tussen de dorpskernen is 4 tot 8 km."

Het voorstel van het gemeentebestuur van Kortrijk-Dutsel om als gemeentenaam "Horst" te kiezen wordt niet weerhouden. Nieuwrode stelde op de gemeenteraad van 25 maart 1975 voor om zelfstandig te blijven, of Holsbeek buiten de fusie te laten en Houwaart erin te betrekken, of te fusioneren met Aarschot.


(8) administratieve grenscorrecties.


De provinciale commissie ter wijziging van de gemeentegrenzen wordt opgericht naar aanleiding van de omzendbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 15 april 1976 en bespreekt initiatieven tot (kleine) grenscorrecties.
(a) een voorstel vanwege de gemeente Lubbeek (25/04/1977) om de grens met Sint-Pieters-Rode te laten samenvallen met de Schubbeekstraat ter hoogte van de Langestraat (en dus niet de Leibeek aan de zuidzijde)
(b) een voorstel vanwege de gemeente Lubbeek (25/04/1977) om de grens met Kortrijk-Dutsel te laten samenvallen met de Houwaartsebaan ter hoogte van Gobbelsrode (en dus niet het Mergelstraatje en de Leibeek aan de zuidzijde)
(c) een voorstel vanwege de gemeente Lubbeek (16/05/1977) om de huizen langs de Leming op te nemen bij Linden.
(d) een voorstel vanwege Stad Leuven (27/06/1977) tot verleggen van de grens tussen de deelgemeente Holsbeek en Wilsele naar het traject van de E314, behandeld in de Holsbeekse gemeenteraad op 7 juli 1977. Holsbeek nam hier principieel het standpunt in om niet in te gaan op grenscorrecties.
(e) een voorstel vanwege het kadaster (8/12/1977) betreft de grens ter hoogte van de Pleinstraat. In de bestaande toestand vormde De Vunt de grens tot net over de Aarschotsesteenweg (noordzijde), en doorsneed deze grens de woningen in de zuidwestelijke hoek van Aarschotsesteenweg en Pleinstraat. Het voorstel verlegt de grens naar de zuidgrens van de Aarschotsesteenweg en legt het doorsneden hoekhuis (Pleinstraat 74) volledig binnen de gemeente Holsbeek. Dit is het enige aanvaarde voorstel.
(f) een voorstel vanwege het kadaster (28/12/1977) betreffende een grondruil in de Leming waarbij de oorspronkelijke afbakening van de kuip van Leuven (d.m.v. grenspalen) wordt vervangen door een afbakening die quasi parallel loopt met de Leming, zodat de perceelsgrenzen niet worden doorsneden door de gemeentegrens, behandeld in de Holsbeekse gemeenteraad op 8 november 1977.

We kunnen daarom stellen dat onze huidige gemeente Holsbeek virtueel is gegroeid rond de oude heerlijkheid Cortryck, die stelselmatig zijn grondgebied zag vergroten en momenteel nog steeds de centrumfuncties herbergt die het van oudsher vervulde.



ir. Rudy Janssens



Bronnen.


Description géographique et topographique du Département de la Dyle en forme de dictionnaire (an VII - an VIII), Charles Oudiette, D/1996/0531/038

Maria's Brabant, of beschrijving van de Wonderbeelden en merkweerdige Bedevaartplaatsen van O.-L.-V. in Brabant, P. Fr. Stephanus-Schoutens, De Seyn-Verhougstraete, 1904

De kapel van Dutsel, Cyriel Wolfs, Oost-Brabant 1978, XV-1

De documenten uit de ontstaansperiode van het moderne kadaster en van de grondbelasting (1790-1835), J. Verhelst, Algemeen Rijksarchief Brussel, D/1982/0531/01

Les municipalités de cantons, of de eerste fusies in Brabant tussen 1795 en 1800, Henri Vanoppen, Vlaamse Stam, 18e jaargang, nr. 2, februari 1982

Hoe Begijnendijk als aparte gemeente ontstond op 8 maart 1796, Geert Andries en Paul Wijnants, D/1994/2322/03

Fusies van gemeenten in Oost-Brabant en in de Franse en de Hollandse Tijd, F. Scheys, Oost-Brabant 1977, XIV-4

Grenskorrekties in Oost-Brabant (1800-1830), Oost-Brabant 1978, XV-3

Voorgestelde fusies in Oost-Brabant die werden afgewezen (1800-1830), F. Scheys, Oost-Brabant 1982, XIX-2

Voor elk arrondissement een commissaris der regering, M. Sacre, UGA

Oorlogsburgemeesters 40/44, lokaal bestuur en collaboratie in België, Nico Wouters, 2004, Lannoo

Een België van 589 gemeenten, bestuursgeografische aspecten van de samenvoegingen van gemeenten, L. Malvoz en C. Verbist, Tijdschrift van het Gemeentekrediet van België, nr. 115, januari 1976

De territoriale indeling van België 1795-1963, Sven Vrielinck, Universitaire Pers Leuven, D/2000/1869/2

Gemeentelijk archief Holsbeek

Belgisch Staatsblad, Verslagen Kamer der Volksvertegenwoordigers en Senaat.

Algemeen Rijksarchief: Provinciaal Archief van België
Terug